Sinds ik Monty Don’s Japanese Gardens zag, was ik verkocht.  Een bezoek aan Japan stond voortaan hoog op mijn bucketlist, geïntrigeerd als ik was door het contrast tussen het fanatieke perfectionisme dat hun cultuur zo kenmerkt enerzijds, en hun eerbied voor ouderdom en de natuurlijke, meest authentieke staat van dingen anderzijds.

Van nature uit ben ik een vrij chaotisch mens. Saaiheid en voorspelbaarheid vervullen me met afkeer. Mijn gedachten schieten alle kanten uit, ik laat me niet graag vastpinnen in een hokje, noch aan een planning en wil zoveel mogelijk opties openhouden. Het voordeel hiervan: een flexibiliteit en aanpassingsvermogen die me in staat stellen voorrang te geven aan boeiende tot de verbeelding sprekende mensen of zaken die onverwacht op mijn pad komen.  De keerzijde: mooi uitziende planningen die vooral dienstdoen als formaliteit, maar waar veelvuldig van afgeweken wordt. Een hoop onafgewerkte projecten dus.  

Het mag dus niet verbazen dat ik me heel erg aangetrokken voel tot de wabi sabi filosofie. Het lieflijk boekje hierover van Beth Kempton vond onmiddellijk een weg naar mijn hart en ligt altijd binnen handbereik. Het herinnert me eraan dat “alle dingen, ook het leven zelf, van voorbijgaande aard zijn, onvolkomen en imperfect.”

Wat een rust geeft die gedachte.

Het zijn net de mankementjes en kwetsbaarheden die mensen boeiend maken, toch? Het doet me denken aan onkruid dat vaak radicaal wordt uitgetrokken, gewoon omdat dat daar niet bewust geplant was, zonder ook maar oog te hebben voor de schoonheid ervan. Alsof enkel wat door ons doelbewust gekozen is mooi mag zijn. Kijk dan toch!

Perfectie is niet van deze wereld; een vermoeiend streven dat vooral frustratie oplevert en dient om ons precair ego op te blinken. Hoewel heel mijn wezen zich ertegen verzet, ontspring ook ik niet de dans. Wie kent het niet, de dineetjes voor vrienden waarvoor je een hele dag staat te zwoegen in de keuken. De stress vanaf de ochtend al omdat je timing misschien niet helemaal goed zit. De irritatie als je huisgenoten ondertussen rommel maken (lees: gewoon rondlopen en gezellig thuis wezen te zijn). Mijn zoon wees me er al herhaaldelijk op: “Mama, het zijn jullie vriénden hé!  Je hoeft daar toch geen indruk op te maken?? Die komen toch vooral voor jou en niet voor het eten!”.  Hoe heerlijk wijs van hem.  Wat echt belangrijk is, is de aandacht die we besteden aan de mensen die we graag zien, het moment delen, luisteren. Samen aan een mooi gedekte tafel zitten en praten. Laat het eten dan maar gewoontjes zijn,

Wabi sabi gaat ook over de schoonheid van ouder worden.  Het spreekt voor zich dat een prille vijftiger als ikzelf hier soelaas in vindt. Vergankelijkheid maakt deel uit van de natuurlijk levenscyclus, maar we hunkeren toch allemaal naar het behouden van dat strakke lichaam en die fruitige uitstraling. Nochtans voel ik me nu een pak beter in mijn vel dan pakweg 30 jaar geleden, ondanks de irritante kwaaltjes die het lijf beginnen teisteren. Gaandeweg het leven krijg je meer vrede met jezelf, je weet wat je hebt aan je vrienden, en je kent je beperkingen. Het woordje “foert” rolt al wat vaker over de lippen en voelt als een bevrijding. Het juk van vergelijken met al wie jouw inziens meer voorstelt in het leven wordt lichter. Je gaat minder gebogen onder de uitputtende drang om te pleasen. Je keuzes worden eindelijk juister naarmate je inzicht in wat je al dan niet gelukkig maakt groter wordt.

Levenservaring maakt onze inzichten genuanceerder, onze oordelen milder, onze verhalen eerlijker, ons zijn ontdaan van maskers.  De kwetsbare mens, van voorbijgaande aard, onvolkomen en imperfect.

Wat een rust geeft die gedachte.

Een reactie achterlaten

Your email address will not be published.

You may use these <abbr title="HyperText Markup Language">HTML</abbr> tags and attributes: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>

*